Ruimte en tijd zijn met ons. Ze vormen de arena waarbinnen onze levens zich
afspelen. We kunnen ruimte en tijd niet aanraken, maar worden ze gewaar via de
waarneming van gebeurtenissen. Ons ruimtelijk bewustzijn ontstaat doordat we
voorwerpen op verschillende afstanden kunnen onderscheiden, en ons benul van tijd
ontlenen we aan de gewaarwording van verandering. En omdat planeten, tennisballen
en honden vloeiende bewegingen uitvoeren, concluderen we dat ruimte en tijd
continu zijn. De wereld ziet er niet uit als een duistere disco met
stroboscopische belichting.
Er zijn echter belangrijke verschillen tussen tijd en ruimte. Zo kunnen we niet
teruggaan in de tijd om het verleden te veranderen, en tot de toekomst hebben we
al helemaal geen toegang: ons handelen is beperkt tot het tere grensvlak tussen
die twee, het heden. Ook in de ruimte kunnen we maar op één plek
tegelijk zijn (al proberen we dat veto vaak te trotseren), maar we kunnen ons wel
van de ene naar de andere plek verplaatsen. Tijd meten we met een klok en
ruimtelijke afstanden met een meetlat, twee heel verschillende instrumenten. Toch
kunnen we beide begrippen samen weergeven in één eenvoudig diagram met
ruimte- en tijdcoördinaten zoals afgebeeld in figuur 1.1. In vakjargon wordt
dit een ruimtetijddiagram of
Minkowskidiagram genoemd. Het is een soort conceptuele kaart, niet van de wereld
maar van wat zich afspeelt in de wereld, ofwel van de ruimtetijd.