Tot nu toe hebben we het steeds gehad over verschillende referentiekaders met elk
hun eigen coördinatenstelsel, zoals het zwarte en het rode stelsel. Deze
beschouwingen werpen een belangrijke algemene vraag op over de relatie tussen
coördinatenstelsels die horen bij twee inertiaalwaarnemers.
Als een gebeurtenis P de coördinaten (w, x) heeft in het zwarte
(rust)stelsel en de coördinaten (w’, x’) in een rood
stelsel dat zich voortbeweegt met een relatieve snelheid β = v/c, wat
is dan het algemene verband tussen de coördinaten (w, x) en (w’,
x’)? Kortom, we willen weten wat de uitdrukking van de
coördinaten w’ en x’ is in termen van w
en x (of andersom). Als we dan het ‘wanneer en waar’ van een
gebeurtenis weten in het ene stelsel, kunnen we direct berekenen wanneer en waar
die plaatsvond in het andere. Dus als de rode waarnemer meldt dat hij op een
bepaald tijdstip en op een bepaalde plaats iets laat ontploffen, dan kan de zwarte
waarnemer weten waar en wanneer deze explosie voor hem plaats vindt! Je snapt
natuurlijk dat deze relatie afhangt van β. We zullen het verband
afleiden met behulp van dezelfde soort figuren en meetkundige verbanden die we tot
nu toe hebben gebruikt.
De gezochte relaties zijn de befaamde Lorentz-transformaties, die ons in
staat stellen gegevens van het ene stelsel naar het andere te vertalen of transformeren.
We kennen er al een voorbeeld van: de formule voor de tijdsuitrekking, want die
geeft een eenvoudige uitdrukking voor w’ in termen van w.
Hieronder een meetkundige afleiding van de relatie tussen twee
coördinatenstelsels.
De verbanden die we zoeken zijn eenvoudig af te leiden uit de figuur 5.1, dankzij
het feit dat de groene driehoeken gelijkvormig zijn of zelfs alleen gedraaid.
De gebeurtenis P aangegeven in blauw, heeft op de assen van het rode
coördinatenstelsel de coördinaten w’ en x’.
In het zwarte ruststelsel zijn de coördinaten ervan w en x.
Uit de figuur is af te lezen dat
en
.
In paragraaf 3.4 hebben we al uitgebreid gebruik gemaakt van het feit dat:
In de uitleg over de tijdsuitrekking hebben we besproken dat
, waarbij
Invullen in de verhouding
levert
op dat
. Uit de gelijkvormigheid van de grote en kleine driehoeken concluderen we
dat ook moet gelden dat
en
.
Nu hoeven we alleen maar de uitdrukkingen uit stap 3 in te vullen in de formules
uit stap 2. We vinden dat
en
Deze eenvoudige transformatieregels om van de ruimtetijdcoördinaten (w’,
x’) over te gaan naar de coördinaten (w, x) hebben alle
symmetrie-eigenschappen die we op grond van de figuur zouden verwachten. Bovendien
gedragen ze zich op de juiste manier in het limietgeval
(waarbij
en
).
Zo vinden we de formules voor de Lorentz-transformaties.