Een belangrijke toepassing van de relativiteitstheorie betreft het radioactief verval van een stof in een bewegend stelsel. Van radioactieve stoffen is bekend dat het tempo waarin zij vervallen niet van buitenaf te beïnvloeden is. Dat vervaltempo wordt gekarakteriseerd door de halfwaardetijd T: na een tijd T is het aantal radioactieve kernen gehalveerd.
Laten we het halveringsproces van twee kanten bekijken: eenmaal gaat de radioactieve stof met een snelle trein mee, de tweede keer blijft die in het lab, maar rijdt er een snelle trein langs. Het coördinatenstelsel waarin de stof in rust is, noemen we het ruststelsel. Laat de halveringstijd van de stof in een ruststelsel 5 seconden zijn. De trein rijdt met snelheid 0,6 c. De relativistische snelheidsfactor bedraagt dan
De waargenomen halveringstijden zijn dan:
- in de trein (het ruststelsel van de stof) gewoon 5 s,
- maar buiten de trein 5 · 1,25 = 6,25 s.