Hoofdstuk 5. De Lorentz-transformaties en het ruimte-tijdinterval

5.5 Het ruimtetijdinterval

Afbeelding
Figuur 5.8 Ruimte- en tijd-achtige hyperbolen.
  • De coördinatenstelsels waarmee we werken in onze figuren verschillen zoals je hebt gezien in twee belangrijke opzichten van elkaar. Ten eerste is er het zwarte ruststelsel waarin de assen loodrecht op elkaar staan, terwijl de assen van elk ander stelsel niet loodrecht staan maar wel gelijke hoeken maken met die van het ruststelsel. Ten tweede moeten de eenheden langs de schuine assen worden herschaald, en wel met de relativistische snelheidsfactor γ

    γ= 1 1 β 2

    Laten we nu de verzameling waarnemers beschouwen die op het tijdstip nul met verschillende snelheden door de oorsprong komen. We vragen ze allemaal om op hun wereldlijn het punt (de gebeurtenis) te markeren waarop er op hun klok een tijdsduur van s eenheden is verstreken. Hoe ziet de verzameling gebeurtenissen die we zo vinden eruit in een ruimtetijddiagram?

Ruimtetijdinterval

In de relativiteitstheorie is het ruimtetijdinterval s gedefinieerd, door het kwadraat gelijk te stellen aan het verschil van de tijdcoördinaat w en de ruimtecoördinaat x in het kwadraat:

s 2 = w 2 x 2

Waar het om gaat in de relativiteitstheorie is dat het ruimtetijdinterval tussen twee gebeurtenissen niet verandert onder de Lorentz-transformaties; de grootte van het ruimtetijdinterval is voor alle inertiële waarnemers gelijk (invariant).

Twee waarnemers Bob en Charlotte bewegen ten opzichte van elkaar. Zij beschouwen beiden Charlotte's situatie. Bob zegt dat Charlotte beweegt, dus voor Bob heeft haar verplaatsing een positieve waarde. Charlotte zelf zegt dat zij stil staat en is dus van mening dat haar verplaatsing voortdurend 0 is.

  1. Beredeneer dat w2 in het stelsel van Bob de grootste waarde moet hebben.
  2. Beredeneer dat Bob dus van mening is dat de tijd in zijn eigen stelsel het snelst loopt, in dat van Charlotte het langzaamst.

Een rotje ontploft. Een tweede rotje ontploft 52 nls (nanolichtseconden) later op een afstand van 25 nls. In een ander stelsel wordt gemeten dat de rotjes op een onderlinge afstand van 42 nls ontploften. Hoeveel tijd zat er tussen de twee ontploffingen in dit andere stelsel?