Hoofdstuk 5. De Lorentz-transformaties en het
ruimte-tijdinterval
Samenvatting
Waarnemers die ten opzichte ven elkaar
bewegen zijn het oneens over tijdsduren - ook hun lengtemetingen
verschillen. Het anders lopen van de tijd- en lengtemeting van
een bewegende waarnemer wordt beschreven door de Lorentz-transformaties:
De lengte van een voorwerp (of de afstand tussen twee
gebeurtenissen) wordt verkort waargenomen in een referentiekader
dat beweegt ten opzichte van dat voorwerp:
met
. Dit verschijnsel noemen
we lengtekrimp.
Muonverval geeft een experimenteel bewijs voor tijdrek
en ruimtekrimp. Muonen zijn zeer kort levende deeltjes, die hoog
in de atmosfeer gevormd worden. Volgens de Newtonse opvatting
zouden zij de aarde niet kunnen bereiken zonder uiteengevallen
te zijn. De relativiteitstheorie biedt de muonen die kans wel
...
ofwel door uit te gaan van de aarde als ruststelsel - dan
verloopt het verval van de muonen veel langzamer,
ofwel door uit te gaan van een ruststelsel dat meereist
met de muonen - dan is de afstand die de muonen af moeten
leggen sterk verkort.
Voor bewegende waarnemers is de tijd
relatief. Ook afstanden zijn relatief. Eén grootheid in
ruimtetijd heeft voor alle waarnemers dezelfde waarde en is dus
absoluut. Die grootheid is het ruimtetijdinterval
Men zegt: het ruimtetijdinterval is invariant.
De grafische figuur die bij deze formule hoort is een hyperbool.
Voor de hyperbolen die in dit hoofdstuk getekend zijn geldt
steeds
= constant.