We willen nu bekijken hoe het zit met de wet van behoud van impuls. Eerst in de
Euclidische ruimte waar die natuurlijk als gevolg van de wetten van Newton geldig
is in de afwezigheid van externe krachten (zie appendix 7.3), en vervolgens naar
de generalisatie daarvan in de Minkowski ruimtetijd.
We beschouwen een simpel botsingsexperiment, waarbij er van links en van rechts
een deeltje met massa m en snelheid v naar elkaar toe bewegen die
botsen in de oorsprong. We nemen aan dat ze inelastisch botsen en er dus een
deeltje met massa M= 2m in rust (met V=0) in de oorsprong
overblijft. Het stelsel waarin we dit waarnemen noemen we het ruststelsel.
Inderdaad: voor de botsing hebben we p1,x = mv; en p2,x
= -mv dus de ruimtelijke impuls Pxvoor = p1,x+p2,x
= 0, en ook na de botsing hebben we een ruimtelijke impuls Pxna=MV=0.
Het behoud van impuls voor de ruimtelijke component is dus geldig. Voor de
tijdcomponent hebben voor de botsing: p1,0+p2,0 = 2mc ,en
na de botsing: P0=Mc. Vergelijking van de tijdcomponent voor en
na de botsing levert dus het behoud van massa op, n.l. dat M = 2m en de
totale massa´s voor en na de botsing gelijk zijn.
Je zou denken dat we nu klaar zijn en het probleem hebben opgelost, maar we
moeten niet te vroeg juichen. Laten we eerst eens kijken hoe dit experiment er
relativistisch in een ander, bewegend stelsel uitziet.
We kiezen een bewegende waarnemer die in het stelsel van het rechter deeltje zit
(en die zich dus naar links beweegt met een snelheid –v t.o.v. het
ruststelsel). Voor de bewegende waarnemer geldt dat wij ons bewegen met een
snelheid +v. Om de snelheid u van het naar rechts bewegende deeltje
te bepalen in het bewegende stelsel moeten wij de optelformule van snelheden
toepassen (zoals besproken in par. 3.3), waar we hebben laten zien dat
Hierin is u de snelheid van het linkerdeeltje ten opzichte van de
bewegende waarnemer, u’ de snelheid van het linkerdeeltje ten
opzichte van het ruststelsel en v de snelheid van het ruststelsel ten
opzichte van de bewegende waarnemer. In ons voorbeeld geldt bovendien dat u' =
v zodat
Dus voor de botsing gezien vanuit het bewegende stelsel hebben we:
Help! We zien dat in dit stelsel Pxvoor niet gelijk
is aan Pxna! Impuls lijkt niet langer behouden! Wat
is hier gaande? Impulsbehoud was geldig in het ruststelsel maar niet in het
bewegende stelsel? Een schending van het relativiteitspostulaat, een natuurwet die
waar is in het ene inertiaalstelsel maar niet in een andere? Merk op dat in de
Newtoniaanse mechanica de optelformule voor snelheden geeft dat w = v+v = 2v
en dan klopt de wet van impulsbehoud juist wel in beide stelsels.
Maar we hebben iets vergeten! In de relativiteitstheorie is de massa van
een deeltje afhankelijk van de grootte van zijn snelheid, dus m(v)=γ(v)m,
met γ(v) de relativistische snelheidsfactor. Voor de
behoudswet van impuls in het bewegende stelsel moeten we dus schijven:
De massa van het bewegende deeltje zoals gezien door de bewegende waarnemer is m(u)
en de massa van het zware deeltje M is gelijk aan
en dus niet gelijk aan 2m. De verschillende situaties voor beide stelsels
zijn in de bovenstaande relativistische ruimtetijddiagrammen weergegeven:
Met een berekening kunnen we nu nagaan of inderdaad aan impulsbehoud is voldaan.
We vullen in de vergelijking voor u zoals hierboven gegeven:
Dit is inderdaad gelijk aan
Er is dus voldaan aan impulsbehoud in de relativiteitstheorie
als we accepteren dat de massa afhangt van de snelheid. De massa m=m(0)
van een deeltje dat stilstaat wordt wel de rustmassa genoemd.
Maar we leren uit deze exercitie ook dat in de
relativiteitstheorie het behoud van rustmassa niet langer geldig is; deze
behoudswet wordt vervangen door het behoud van de tijdcomponent van de
impulsvector. Die vertelt ons dat de totale relativistische massa, die
snelheidsafhankelijk is, behouden blijft. Voor de rode waarnemer is de
vergelijking:
Net als voor de impuls kunnen we door berekening controleren dat dit inderdaad
een gelijkheid is.