Figuur
6.12 Energie uit kernen kan op 2 manieren worden vrijgemaakt. Op de verticale as de
bindingsenergie uitgezet in plaats van het massaverschil.
Toen Einstein in 1905 uitkwam op E=mc2 zag men in dat massa
equivalent is met een zeer grote hoeveelheid energie. Hoe men die uit de materie
vrij kon maken was in eerste instantie onduidelijk. Circa 15 jaar later werd een
toestel ontworpen waarmee het mogelijk was met zeer grote nauwkeurigheid
atoommassa's te meten. Tot de verbazing van de wetenschappers die dit deden bleek,
bijvoorbeeld, een Heliumatoom lichter te zijn dan de onderdelen waaruit het is
opgebouwd, namelijk 2 protonen, 2 neutronen en 2 elektronen.
Hoe kon het geheel nu lichter zijn dan de som van zijn
onderdelen? Al snel werd bedacht dat bij samenvoeging van de genoemde losse
onderdelen tot Helium, het massaverschil energie vrij zou maken volgens de formule
E=mc2. We noemen dit proces kernfusie. Het was in 1938
de Duitse fysicus Hans Bethe die berekende dat op deze manier de sterren hun
enorme energie opwekken.
Vanzelf kwam de vraag naar voren of het mogelijk was een machine te maken om door
massaomzetting energie op te wekken. Er dienden zich twee mogelijkheden aan. Het
is mogelijk energie uit grote kernen vrij te maken door ze in kleinere te splitsen
(kernsplijting), of er kan energie worden vrijgemaakt door juist lichte
kernen te laten fuseren tot middelgrote kernen (kernfusie). Figuur 6.12
geeft dit aan (fission betekent splitsing).
Technisch bleek energievrijmaking via splitsing het eenvoudigst te zijn. Dit
gebeurt momenteel in kerncentrales, waarbij grote kernen als Uranium door botsende
neutronen in tweeën worden gesplitst. Hierbij komen ook nog een paar
neutronen vrij die voor splitsingen van andere kernen kunnen zorgen. De energie
die vrijkomt bij de splitsingen wordt gebruikt om een koelvloeistof te verwarmen.
Deze koelvloeistof geeft zijn warmte vervolgens over aan een systeem waarin water
circuleert. Dit water wordt als stoom op turbines gespoten, waardoor elektrische
energie opgewekt wordt. In een kolen- of oliecentrale is het de energie die bij de
verbranding van die brandstoffen vrijkomt die het water in stoom verandert.
Men is ook al geruime tijd bezig kernfusie onder de knie te krijgen. Dit proces
houdt veel mooie beloftes in: de hoeveelheid 'brandstof' is onuitputtelijk, er
komt geen CO2 bij vrij, ontploffing van de centrale
met als gevolg de verspreiding van grote hoeveelheden radioactief materiaal is
door de speciale manier van energieopwekking niet mogelijk en ook is een
kernfusiecentrale niet van militair nut. Hieronder wordt een aantal van deze
aspecten toegelicht.
Uit figuur 6.12 valt af te lezen dat er energie vrijkomt bij de fusie van
Deuteriumkernen tot bijvoorbeeld Helium. Deuterium is een isotoop van waterstof
met een kern die bestaat uit een proton en een neutron. Deuteriumfusie is
technisch erg lastig. Een volgende kandidaat die zich dan aandient is 3He;
daarvan is echter op Aarde slechts 200 kg van aanwezig. Het komt wel veel op de
Maan voor, maar voorlopig is ook 3He als fusiekandidaat afgewezen.
Men poogt nu energie te winnen door Deuterium met Tritium te fuseren. Tritium is
een radioactieve isotoop van waterstof, met een kern die bestaat uit 1 proton en 2
neutronen. Tritium is vrij eenvoudig te maken door beschieting van Lithium met
neutronen. Deuterium komt veel voor in zeewater - voor het beoogde fusieproces is
er op Aarde voldoende brandstof voor handen. De reactie die plaats vindt is
getekend in figuur 6.13.
Figuur
6.13 Fusie van deuterium en tritium
Waar het hier om gaat is, dat de sommassa van de gevormde reactieproducten, dus
het neutron en het α-deeltje of 4He-kern, kleiner
is dan de massa van de kernen voor de reactie, dus D en T.
Massa (u)
Massa (u)
D-kern
2,0135534
He-kern
4,0015058
T-kern
3,0155014
n
1,0086650
Som-massa, voor
5,0290548
Som-massa, na
5,0101708
Dit massaverschil wordt volgens E=mc2 omgezet in energie. Voor
het grootste deel is dit kinetische energie van het neutron, dat door middel van
een botsing die energie overdraagt aan de wand van het vat. De temperatuurstijging
daarvan kan worden gebruikt om stoom te produceren.
In dit proces raken de 'brandstoffen' D en T op. Met een handigheidje kan T weer
worden aangevuld: in de wand van het vat brengt men Li aan. Bij de botsing van een
neutron tegen de wand wordt dan Li omgezet in He en T, waarbij ook nog eens extra
energie vrijkomt. Op deze manier hoeft tijdens de werking van de reactor geen
radioactieve stof te worden toegevoerd, wat bijdraagt aan de veiligheid.
Figuur
6.14 Het vat van een fusiereactor
Kernen fuseren niet zomaar vanzelf. Omdat atoomkernen alle positief geladen zijn,
stoten ze elkaar elektrisch af. De afstotende krachten kunnen overwonnen worden
door de kernen grote snelheid te geven; dit gebeurt door de temperatuur tot grote
hoogte op te voeren. Je moet dan denken aan zeer extreme temperaturen van meer dan
100 miljoen K. Bij die temperaturen zijn alle atoomkernen 'kaal', d.w.z. alle
atomen zijn volledig geïoniseerd: elektronen hebben losgelaten. We spreken
van een plasma.
Figuur
6.15 Drie manieren om het plasma te verhitten
Het plasma wordt op drie manieren verhit tot genoemde temperaturen. Eerst wordt
het al opgewarmd door het plasma te gebruiken als Ohmse weerstand in de secundaire
keten van een transformator - er zijn dus spoelen nodig waardoorheen sterke
stromen lopen. Om te voorkomen dat die spoelen zelf door de grote stroomsterkte
heet worden, worden ze gekoeld met vloeibaar Helium - ze zijn dan supergeleidend,
vertonen geen weerstand en worden dus ook niet warm. Op die manier wordt het
plasma tot ca. 30 miljoen K verhit. Daarna wordt, net als bij een magnetron, via
elektromagnetische golven een verdere verhitting gerealiseerd - tot ca. 100
miljoen K. Tot slot wordt D, dat in de reactie wordt verbruikt en dus aangevuld
moet worden, met grote snelheid het plasma ingeschoten, leidend tot een verder
temperatuurstijging.
Je zult je nu misschien afvragen waarom het vat waarin het plasma zich bevindt,
niet smelt bij dergelijke temperaturen. Dit is te danken aan de opsluiting van het
plasma in magnetische velden. Het plasma raakt de wanden van het vat niet aan, op
de neutronen na die tegen de wanden botsen en zo, gecontroleerd, hun kinetische
energie daaraan overdragen.
Hierin zit ook een heel belangrijk veiligheidsaspect van zo'n kernfusiereactor.
Op elk moment bevindt zich maar een paar gram fusiematerie in de reactor.
Weliswaar zeer heet, maar door de geringe massa met weinig warmte daarin
opgeslagen. Als die warmte in één klap (bij een storing bijvoorbeeld)
overgedragen zou worden aan het zware, metalen vat, zou dat niet eens veel in
temperatuur stijgen. En in het slechte geval dat die warmte op één plek
terecht zou komen, is denkbaar dat het vat plaatselijk smelt - een financiële
schadepost, maar nog steeds geen ramp. De kernen zouden elektronen oppikken en
veranderen in atomen. Van die atomen is alleen het T radioactief, waarbij het om
minder dan 1 gram gaat. Dit zou opgevangen worden in het betonnen omhulsel dat het
vat omsluit.
Ongelukken komen vaak niet alleen. Dus zelfs als het T in de omgeving terecht
komt, zal het niet veel schade aan kunnen richten. Het is 1 gram gas dat zich in
de atmosfeer verspreidt en dat bovendien alleen bij inademing schadelijk kan zijn.
Wie niet net naast de centrale staat als het fout loopt, heeft zelfs van zo een
ongeluk niets te duchten.
Figuur
6.16 Grote spoelen sluiten het plasma op
Aan energiecentrales die op fossiele brandstoffen of uranium draaien, kleven
grote bezwaren. De hoeveelheid aardolie en aardgas op Aarde is te klein om de hele
wereld lange tijd van energie te voorzien. Bovendien is er afval in de vorm van CO2, hetgeen tegenwoordig in een kwade reuk staat. Ook is
het zonde om aardolie te verbranden: het is immers ook een grondstof voor allerlei
kunststoffen als plastics enz.
Van uranium is genoeg aanwezig voor nog een paar honderd jaar energieproductie.
Daar speelt geen CO2-probleem, maar wel andere problemen: het
radioactieve afvalprobleem, en twee veiligheidsproblemen. Een fout in een centrale
kan voor ellende zorgen - zo veroorzaakte een reeks aan blunders in een centrale
vlak bij Kiev een ontploffing waarbij velen gezondheidsschade opliepen. Ook is het
mogelijk met zo'n centrale te werken aan een atoombom of de productie van het zeer
giftige plutonium.
Om bovengenoemde redenen is men al een tijd bezig kernfusie onder de knie te
krijgen. Het lijkt een prachtige bijdrage te kunnen worden aan de oplossing van
ons energieprobleem: voldoende brandstof, geen CO2 uitstoot, geen
radioactief afval (behalve het vat op den duur - een probleem dat ook weer
oplosbaar lijkt), geen militaire toepassing.
Tussen 2006 en 2018 wordt een reactor als boven beschreven in Frankrijk gebouwd,
met financiële bijdragen van zo ongeveer alle grote staten: de EU, Rusland,
de VS, China, Japan, India, Brazilië en Zuid-Korea. Blijkt tijdens de
proefperiode, die zo'n 20 jaar gaat duren, de reactor goed te werken, dan kunnen
er echte energiecentrales gebouwd gaan worden. De inschatting is dat het nog zo'n
40 jaar gaat duren voordat die in bedrijf zijn!