Hoofdstuk 7. Opgaven

§ 7.1

  1. Bereken met je rekenmachine f(x)= 1 1−x voor x=0.01, 0.1, 0.2 en 0.3.
  2. Vergelijk deze waarden met de uitkomsten van de benaderingsformule 1 1−x =1+x
  3. Voor welke waarden van x is de fout minder dan 1 %?
  4. En voor welke waarden van x als ook de tweede benaderingsterm wordt meegenomen?
  1. Ga na met je rekenmachine voor welke van de waarden x=0.01, 0.1, 0.2 en 0.3 de formule 1 1−x =1+ 1 2 x een goede benadering is.
  2. Gebruik de boven afgeleide benaderingen en beredeneer dat geldt 1−x =1− 1 2 x
  3. Ga dit weer na voor enkele waarden van x.